dinsdag 12 april 2011

Nieuwe website

Mijn website www.christiaanweijts.nl is geheel vernieuwd. Vanaf nu leest u daar de blogberichten die u gewoonlijk op deze plaats tot u neemt. Ook nieuws over optredens en publicaties zijn daar te vinden.

vrijdag 18 februari 2011

Winkeldief



Een klein incident in de supermarkt. Even voorbij de kassa’s is een vakkenvuller in gevecht met een onguur type, dat echter weet te ontsnappen, al verliest hij daarbij z’n jas, waaruit een mobieltje op de grond klettert. Twee filiaalmanagers in streepjespak komen zogenaamd hollend aangezet, in grijze krijtstreeppakken.



‘Die komt nog wel terug,’ verzekert de vakkenvuller ze. ‘Voor z’n telefoon.’


Even is er een verhevigde concentratie van solidariteit te bespeuren onder de klanten en het personeel dat getuige was. Korte gesprekjes, blikken, frivool, een beetje feestelijk haast. Twee kassa’s verderop hoor ik een meisje zeggen: ‘En we hebben natuurlijk ook nog camera’s waar hij op staat…’


Buiten bespreekt het ploegje van de gemeentereinigingsdienst de gebeurtenis na. De accordeonspeler, die sinds een paar dagen de straatkrantverkoper is komen aflossen, trekt gelaten door.


We hebben vijanden nodig als injectie om ons collectieve immuunsysteem aan te wakkeren, als een inenting. Na zo’n incident synchroniseren we instinctief onze morele opvattingen, en bevestigen we dat we aan de goede kant van de streep staan.

donderdag 10 februari 2011

Plotspoiler




[Uit: De Groene Amsterdammer, nummer 5 / 02-02-2011]

Ook op het gebied van boeken maak ik via mijn zoon van anderhalf kennis met een totaal nieuwe wereld. Mijn buurtbibliotheek in het Haagse Valkenbos-/Regentessekwartier heeft een speciale ruimte ingericht voor de allerjongste lezers. Box, speelgoed, speelkleden en beveiligde stopcontacten zijn aanwezig, en het assortiment is vrij uitgebreid.


Elk genre heeft een eigen kast of plank: stoffen boekjes ('kunnen gewassen worden op dertig graden', vermeldt een bordje), voelboekjes, blokboekjes, woordenboekjes, prenten- en voorleesboekjes, plus een plankje geïllustreerde werkjes over zwangerschap en bevallen (waarom eigenlijk? Iedereen die deze babybieb bezoekt is dat stadium toch al levend gepasseerd?).


Mijn strategie is een tamelijk eenvoudige. Ik laat de kleine Weijts in dat peuterhok los, en nestel mezelf in een van de grote fauteuils met een grotemensenboek. Hij veegt vervolgens alle boekjes op stahoogte van de planken, slingert ze de ruimte door en doet er van alles mee.


Als de storm is gaan liggen is het ineens muisstil en spit ik door die omgevallen babyboekenkast om hem uiteindelijk ergens in een zelfgeschapen hoekje aan te treffen, geconcentreerd de pagina's omslaand van één uitverkoren exemplaar.


Ik graai alle boeken bijeen en plaats ze terug (ook al heb ik stellig de indruk dat wij hier de enige bezoekers zijn van het hele Valkenbos-/Regentessekwartier) en scan het gekozen boek bij de leencomputer.



Wat me opvalt is dat de meer verhalende prentenboeken bijna altijd een specifiek basisstramien hebben. Namelijk: opgave - pogingen - oplossing.Zo houd ik erg van de klassieker over een mol die (opgave) wil weten wie er op zijn kop heeft gepoept. Na een rondgang (pogingen) langs de veelvormige fecaliën van paarden, geiten en varkens, vindt de mol ten slotte, met hulp van twee strontvliegen, de dader, een hond (oplossing).


Zoonlief zelf heeft een voorkeur voor een boek dat dan weer een hond als protagonist heeft, Fino, die op zoek gaat naar een rustige plaats om aan konijnen te kunnen denken (opgave), maar overal slechts lawaai treft (pogingen), zelfs in kloosters of aan de achterkant van de maan.


Na het voorlezen denk ik wel eens aan Vladimir Propp (1895-1970), de Russische structuralist, die de morfologie van de volksvertelling in een soort formule heeft proberen te vatten. Zo onderscheidt hij vaste elementen als een vertrek, een uitdaging, een bemiddelaar (ha, die strontvliegen!) of een thuiskomst.


Blijkbaar bestaan er universele tendensen in verhalenvertellen, en zit de whodunnit- of trial and error-vorm in onze genen ingebakken. Het weerspiegelt ongetwijfeld de manier waarop we het leven ervaren, het volgt de menselijke nieuwsgierigheid en volharding. Het probleem is alleen dat mijn zoon bij het voorlezen zo nieuwsgierig naar de afloop is dat hij de bladzijden sneller omslaat dan ik kan voorlezen.


Dat zou allicht verholpen kunnen worden door vooraf de afloop al te melden in plaats van die elke avond weer als een deus ex machina uit de hemel te laten donderen.In sommige orale culturen geeft de verhalenverteller altijd eerst een samenvatting van het hele verhaal, inclusief de clou.


Plotspoiler? Welnee, het plezier van het vertellen wordt juist vergroot als je niet langer gespitst bent op de ontknoping, en rustig kunt genieten van hoe het verhaal zich langzaam manifesteert, in alle details. Veel mensen bladeren in detectives eerst naar het einde.


Zo'n samenvatting vooraf lijkt op Tolstoi's gebod het geweer te tonen ruim voordat het afgaat, en op Gerard Reve's Verbod Op Het Onverwachte. En op de gewoonte in oude boeken, van het type: 'Hoofdstuk X, waarin de prinses haar eerste trio beleeft maar er toch niet voluit van kan genieten vanwege een getrokken verstandskies.'


De aankondiging is blijkbaar een universeel stijlmiddel. Een pure verschijningsvorm ervan vinden we in de opening van Laughter in the Dark (1932) van Vladimir Nabokov: 'Once upon a time there lived in Berlin, Germany, a man called Albinus. He was rich, respectable, happy; one day he abandoned his wife for the sake of a youthful mistress; he loved; was not loved; and his life ended in disaster.'


Fantastisch, een plotspoiler als opening. Direct daarna demonstreert Nabokov de functie ervan, terwijl hij schijnbaar terloops een literatuuropvatting etaleert: 'This is the whole of the story and we might have left it at that had there not been profit and pleasure in the telling; and although there is plenty of space on a gravestone to contain, bound in moss, the abridged version of a man's life, detail is always welcome.'


De roman illustreert vervolgens dat het vertellen aan plezier wint wanneer je het verhaal in grove lijnen al kent. Wanneer je wéét dat je naar, zeg, Santiago op weg bent en het landschap langzaam ziet veranderen is de reis opwindender dan wanneer je er ineens gedropt zou worden. Dit voor de literatuur belangrijke principe wordt helaas nog wel eens vergeten.


Zelfs al bij de allereerste boeken die we onder ogen krijgen.


zaterdag 8 januari 2011

Rampenjournaal

De publieke omroep was onmiddellijk ‘live gegaan’, en zond non-stop uit vanuit de journaalstudio. Zulke vertoningen kenmerken zich altijd door een hectische sfeer waarin bij gebrek aan concrete feiten eindeloos dezelfde flarden herhaald worden. Elke nieuw ingrediënt voor die lus, elke reactie en elk vers ooggetuigeverslag onthalen de crisispresentatoren tromroffelend als ‘brekend nieuws’, zodat je tegen je zin in aan het scherm blijft gekluisterd. Alleen tijdens nationale rampen lijkt onze publieke omroep op CNN op een doordeweekse dag.

dinsdag 4 januari 2011

Secondewijzer


Doordat ik altijd stipt op tijd verschijn op afspraken ben ik in feite overal te vroeg. Toch voel ik er niets voor om me te schikken naar de ongeschreven regel dat je altijd later komt, vooral om degenen die op je wachten te doordringen van je gewichtige positie. Juist mijn accuratesse voelt aan als een rebels trekje.
Ik pas mijn tempo aan als ik de bestemming nader en blijf in de laatste meters de secondewijzer op mijn horloge volgen.

woensdag 22 december 2010

Sneeuw en de schoonheid van de stagnatie


[NRC Handelsblad, gisteren]



Het janusgezicht van de winter. Dat is waar de journaals van de afgelopen dagen grotendeels mee gevuld waren: volle stationshallen versus sleeënde kinderen. Eerst de doorgedraaide vliegvakantiegangers, dan het stille Brueghellandschap. Eerst het strooizout dan de snert.


Sneeuw polariseert. Sneeuw legt de tegenstellingen bloot tussen het functioneel en logistiek georiënteerde deel van onze bevolking (forenzen, chauffeurs, middenstanders) en het bevolkingsdeel met een esthetische, sportieve of avontuurlijke blik (lanterfanters, kinderen, kunstenaars).


Instinctief neig ik ernaar het voor die laatste groep op te nemen, al heb ik ook hinder ondervonden van het weer, en hoop ik vurig op een allesbehalve witte kerst. Maar omdat de schoonheid van besneeuwde bossen, besleebare heuvels en schaatsgrage vennetjes al gul zijn bezongen, wil ik hier een nieuw type schoonheid aan de orde brengen, dat nog te weinig aandacht kreeg.


Ik bedoel de schoonheid van de stagnatie. Zo’n tijdelijke ontwrichting door winterweer biedt een zeldzaam inkijkje in hoe de wereld in elkaar zit, in de waanzinnige belasting van onze transportkanalen en onze gewenning aan beschikbare mobiliteit. Er schuilt poëzie in helikopterbeelden van geparkeerde Boeings, weggedoken in hun witte vacht, evenals in lege vertrekborden met daaronder de oranje lichtkrantletters: de NS wenst u prettige feestdagen.


Net als bij het wegvallen van een internetverbinding voelen we ons eerst even reddeloos verloren, om vervolgens te ontdekken dat het wel iets bevredigends heeft om even off line te zijn. Ineens valt er een stramien weg dat al zo vertrouwd was dat je het niet meer waarnam, en moet je je à l’improviste zien te redden.


Sneeuw gunt de wereld een adempauze. Zelf benutte ik die door uit het raam te staren en ongeveer het volgende te denken. Onze geschiedenis is er een van bouwen, dat wil zeggen: van beschermzones optrekken tegen het noodlot. Dat heeft achtereenvolgens de gezichten gedragen van natuurgeweld, van concurrerende diersoorten en rivaliserende medemensen. Het domein van het ‘buiten’ is steeds verder uitgedijd en omvat inmiddels alle ongemak in de breedste zin van het woord.


Tegenover het grote buiten van de schepping (bergen, vlakten, zeeën, sterren, kosmos), maakten wij ons herbergzame binnen, gemodelleerd naar de utopie van een onbegrensde indoorrealiteit. Vliegvelden naderen dit ideaal al heel behoorlijk, met hun twentyfour-seven geopende kiosken, bars, shops, kappers en geïntegreerde hotels, overdekte steden-in-steden, die hun kont naar de natuur hebben toegekeerd en even onverschillig zijn voor de loop van de zon als voor de wisseling van de seizoenen. Binnen die microkosmos houden we de temperatuur, de luchtvochtigheid en de toevoer van drankjes en versnaperingen constant.


Ook op kleinere schaal streven we het ideaal na van een leven zonder fluctuaties. Denk aan uw eigen auto, of aan die grote, luxe en veelal verbluffend sfeerloze hotels met parkeergarages waarvan de lift regelrecht in de lobby uitkomt. De periode dat je huid kan blootstaan aan lucht die niet zojuist nog door een airco heen is geslingerd, is teruggedrongen tot een minimum.


Volgens Epicurus zijn we gelukkig voor zoverre we er in slagen het lijden te vermijden. Onze tijd lijkt een radicaal doorgevoerd epicurisme na te streven, een egale wereld, waarin de condities optimaal zijn gereguleerd en waaruit elk noodlot is verdreven. Sijpelt er toch nog wat buitenwereld die cocon binnen, dan is onze reactie er een van verontwaardiging.


This is totally unacceptable for an international airport,’ vertelde een mevrouw op Schiphol streng in een NOS-microfoon. Ze gedroeg zich alsof zij eigenhandig een rimpelloos luchtvaartimperium had opgebouwd, een branche die ze tot in de haarvaten kende, en zich nu geconfronteerd zag met het prutswerk van een zooitje onbehouwen Hollandse boeren. Het was echter de sneeuw die haar verjoeg uit haar artificiële paradijs. Ik stel me voor hoe die vrouw op een ochtend in een blokhut in Noorwegen ontwaakt, en een misprijzende blik op het versgevallen sneeuwpak werpt, ‘totally unacceptable!’


Sneeuw en vulkaanas zijn de laatste natuurkrachten die we nog niet volledig hebben weten te temmen. Dat kun je onacceptabel vinden, je kunt het ook beschouwen als voorzichtige vraagtekens bij ons modern epicurisme. Stel je eens voor dat we werkelijk de seizoenen tot stilstand konden brengen en ons voorgoed in een cocon tegen het buiten konden weren. Verstikkend zou dat zijn, dodelijk saai en hopeloos vervlakt.


Van tijd tot tijd blootstaan aan de elementen is een ervaring die we nodig hebben om gezonder, vitaler, humaner te zijn. Een doorgedraaide wereld, zonder af en toe de adempauze van een stagnatie, is, als je het mij vraagt, totaal onacceptabel.


dinsdag 21 december 2010

Wegrijden


Doordat het gesneeuwd heeft – alle auto’s zijn bedolven onder een dikke vacht – tref je aan alle straatkanten dezelfde taferelen aan. Geparkeerde auto’s worden schoongeveegd terwijl de motor zachtjes pruttelt, als een pan op het vuur.
Met een schop scheppen mensen sneeuw weg rond de wielen – vastgekoekte ijsbrokken tussen banden en spatborden moeten worden losgebikt – waarna er pogingen ondernomen worden om weg te rijden.
Passagiers of passanten duwen het voertuig in de rug, terwijl de bestuurder het gas laat gieren en de wielen onstuimig doorslibben, als angstige beesten aan teugels. Als de auto uiteindelijk in het spoor schiet van ingereden smurrie, heeft dat altijd iets verrassends, dat reden geeft voor een bescheiden feestje van lichtseinen of claxonneren.



[vanaf nu op dit weblog af en toe een actueel prozafragment onder het label 'Flarden', soms wellicht uit ooit te verschijnen werk - wie weet]